De Benjaminieten sloten de gelederen achter Abner en stelden zich op de top van een heuvel op. Abner riep Joab toe:
‘Moet het zwaard dan blijven verslinden? Dat leidt toch alleen maar tot bittere ellende! Hoe lang zal het nog duren tot u uw mannen beveelt om hun broeders met rust te laten?’ ‘Zo waar God leeft,’ antwoordde Joab, ‘als u niets had gezegd, hadden mijn mannen hun broeders vanmorgen gewoon laten gaan.’ Joab blies op de ramshoorn, waarop heel het leger halt hield. De achtervolging van Israël werd opgegeven en de strijd gestaakt. Abner trok de hele nacht met zijn leger door de Jordaanvallei. Ze staken de Jordaan over en gingen door de Bitron naar Machanaïm. Nadat Joab de achtervolging van Abner had gestaakt, verzamelde hij zijn troepen. Behalve Asaël bleken er nog negentien soldaten van David te zijn gesneuveld. Van het leger van Benjamin, de mannen van Abner, hadden Davids soldaten driehonderdzestig man gedood. Joab en zijn mannen namen Asaël mee om hem in Betlehem in het graf van zijn vader te begraven. Daarna liepen ze de hele nacht door, tot ze bij het aanbreken van de dag in Hebron aankwamen.